Water
De Rivierloop
De Rijn stroomt vanaf Duitsland Nederland binnen ter hoogte van de plaats Spijk. De rivier is omgeven door de grote stuwwallen van Nijmegen en het Kleefland. Na zo’n 9,5 kilometer stroomafwaarts splitst deze rivier in De Waal en het Pannerdensch kanaal. De verdeling van het water bij deze splitsing is twee derde voor de Waal en een derde voor het Pannerdensch kanaal.
De Waal is de grootste arm van de Rijn met een lengte van 85 kilometer. Vanaf de splitsing bij Fort Pannerden stroomt De Waal langs een aantal waterrijke natuurgebieden, die bij hoog water kunnen overstromen: Millingerwaard, Erlecomse waard, Gendtse waard, Ooijpolder en Bemmelse waard. Vanaf Woudrichem gaat de Waal over in de Merwede en stroomt vervolgens via verschillende routes naar de Noordzee.
​
Het Pannerdensch kanaal is 6 kilometer lang en stroomt richting Arnhem. Bij het Gemaal Kandia (nabij Groessen en Zevenaar) komt de Oude Rijn uit op het gebied, wat de voormalige hoofdgeul was. Vanaf dit punt gaat het Pannerdensch kanaal over in de Nederrijn/Lek. Na 5 kilometer splitst deze rivier in de Nederrijn en de IJssel ter hoogte van Westervoort. Van dit water stroomt twee derde deel van het water in de Nederrijn en een derde deel stroomt in de IJssel. De Stuw bij Driel, zorgt voor de juiste waterverdeling. Deze stuw wordt ook wel ‘De kraan van Nederland’ genoemd.
Beteugeling van de Rivier
De Rijn heeft een lange geschiedenis gekend van de beteugeling van de stroomgeul door de mens. De banddijken rondom de rivier waren de eerste stappen geweest om het achterland te beschermen tegen hoog water. In de uiterwaarden, het gebied tussen de bandijk en de rivier, zijn er later verdere maatregelen genomen om de rivier volledig vast te leggen. Zo zijn er een aantal zomerkades en de dwarsdammen in het gebied aanwezig. Deze zijn gunstig voor de landbouw in droge tijden. De kribben en de strekdammen aan de rivier leggen de geul volledig vast, zodat de rivier niet verschuift en scheepvaart gewaarborgd blijft. Uiteindelijk werd de rivier gekanaliseerd. Dit is niet alleen belangrijk voor de scheepvaart en de landbouw maar ook voor de juiste waterverdeling tussen de splitsingen.
​
Diverse waterpartijen
Het landschap van het Gelderse poort is opgebouwd in uiterwaarden. Dit zijn de gebieden tussen de rivier en de dijken. Tijdens zeer hoogwater kunnen deze gebieden onderwater lopen. Het is een vrij afwisselend landschap met diverse waterpartijen zoals oude stroomruggen, rivierkwelgeulen, klei- en zandwinningsputten, en het beginpunt van de langste rivier van Nederland.
Rivierkwelgeulen
De uiterwaarden rondom de Gelderse poort zijn rijk aan rivierkwelgeulen. Dit zijn benedenstrooms aangetakte waterpartijen, die gevoed worden door het water van de rivier via een ondergrondse stroming. Deze rivierkwelgeulen houden dezelfde waterstand aan als de rivier waar de geul aan is verbonden. Hierdoor kan er een rivierkwelstroming aangezet worden. Rivierkwel is schoner water en heeft een relatief hoge kwaliteit.
​
Voormalige riviergeulen
Er zijn ook een aantal voormalige hoofdstroomgeulen te zien in het landschap, zoals de Rijnstrangen en de Oude Waal en Het Meertje.
​
In het gebied zijn er enkele restanten van de Oude Waal aanwezig. Zo ligt er een dode meander ten zuiden van Geitenwaard. Ook liggen er restanten van de Oude Waal in de Ooijpolder, waar ook terpen en oude dijken te zien zijn.
​
De Rijn stroomde vroeger via de Rijnstrangen. Het Pannerdensch kanaal was er toen nog niet. De Rijnstrangen vormen op dit moment een laag dynamisch binnendijks moerasgebied, dat niet meer wordt beïnvloed door de waterstanden van de rivier. Het gebied wordt gevoed door kwelstromingen vanuit Montferland, een onderdeel van een stuwwal ten noorden van de Rijnstrangen.
​
Onder de Nijmeegse stuwwal in de Ooijpolder bevindt zich een afwateringskanaal: Het Meer/Meertje. Dit is een belangrijke afwateringsfunctie in De Duffelt vanuit de Ooijpolder en de achterliggende Duitse Polder waar meerdere beken en weteringen uitkomen. Ook het water vanaf de stuwwal en het plateau van Groesbeek komt (via Kranenberg) uit in Het Meer en zo in de Waal vlak voor Nijmegen.
​
Wielen
Wielen zijn diepe waterplassen ten gevolge van voormalige dijkdoorbraken. Door de kracht van het water is er veel grond meegenomen. Deze wielen liggen net achter de winterdijken in het binnendijkse gebied. Om de dijk te herstellen is er een stuk dijk om deze waterplas gebouwd.
​
Klei- en zandwinningen
Het gebied bevat ook een aantal ondiepe plassen die ontstaan zijn door
kleiwinningen: kleiputten. De klei wordt vervolgens gebruikt om
bakstenen te maken in de steenfabrieken. Een voorbeeld daarvan is de
Bijlandse waard onder de Oude Waal. Deze waterpartijen zijn kenmerkend door de vrij hoekige vorm. Ook zijn er zandwingaten aanwezig: grote diepe plassen met een rond oppervlak waar men kan zwemmen en recreëren, zoals Bisonbaai en De Bijland, waar de grootste zandwinning van Nederland plaatsvond.
​
Afbeelding van een wiel gemaakt vanaf de Winterdijk
Groene rivier Pannerden
Dit is een inrichtingsproject om de rivier meer ruimte te geven tijdens hoogwater. Een groene rivier is een verlaagde strook in het landschap van grasland, vandaar de naam ‘groene rivier'. Deze ligt parallel aan de Galgendaalsedijk en loopt vanaf de Pannerdense Overlaat tot het gemaal Kandia. Slechts enkele dagen in het jaar stroomt deze mee met de rivier tijdens hoge afvoeren.
​
Het Bijlandsch kanaal
Het Bijlandsch kanaal is een deel van de Rijn tussen Millingen aan de Rijn en Tolkamer (ongeveer 4 kilometer) en is gegraven tussen 1773 en 1776 om de rivier recht te trekken. Voorheen stroomde de Rijn meanderend circa 4 kilometer in noordelijke richting vanaf de plaats Tolkamer. Door het Bijlandsch kanaal is de rivier zo’n 3,5 kilometer afgesneden.
​
Waterkering in de groene rivier bij Pannerden
Afbeelding van het Bijlandsche kanaal
De langste rivier van Nederland
In het Pannerdensch kanaal, circa 3 kilometer stroomafwaarts na de splitsing, bevindt zich het beginpunt van de langste rivier van Nederland, de Linge. Van oudsher is dit de belangrijkste afwatering voor het gebied tussen de Rijn en de Waal en is maar liefst 108 kilometer lang. Voor het beginpunt staat er een inlaatsluis, waarbij water vanuit het Pannerdensch kanaal de Linge instroomt. Dit is belangrijk voor de Betuwse boeren en fruittelers tijdens droge periodes.
​